Het Coronavirus roept van alles in ons op. We zitten in een “Intelligente Lockdown”: zo veel mogelijk thuis blijven, anderhalve meter afstand houden, tot vervellens toe je handen wassen. Het intelligente zit ‘m er in dat je alles volgens regels doet, maar de oprekmogelijkheid gebruikt om niet langzaam gek te worden. Dat betekent bij elk contact een razendsnelle kansberekening van de besmetmogelijkheden en vervolgens volstrekt irrationeel datgene doen wat het eerst in je opkomt.
Zo mogen wij gelukkig binnenshuis nog knuffelen, drinken we koffie bij vrienden op 1,5 meter afstand, maar graaien wel allemaal in hetzelfde pak koekjes, krijg ik hulp op afstand bij mijn computerproblemen, maar heb via toetsenbord en headset intiem contact met de helpdeskmedewerker van het werk waar ik na de mislukking van het voorgaande toch naar verwezen wordt.
We houden het vol, hier in huis. We doen ons best de sfeer goed te houden. Hier en daar kraakt de samenwerking wat. Bestaande onhebbelijke gewoontes worden irritanter bij veelvuldige blootstelling. Ik hak nu nog vaker in het stuk kaas, dan toen ik voorheen de lunch op het werk uit de kantine haalde. De keukentafel ligt bezaaid met attributen die ik onmisbaar acht voor mijn thuisbezigheden en ik dek de tafel tussen de stapeltjes door. W. ijsbeert zoals gebruikelijk door het hele huis, bellend en een spoor van koffievlekken en koekkruimels achter zich latend. Als ik heerlijk op het balkon zit, heeft W. zich net naar buiten begeven, de vredige stilte verstorend door zijn te luide belstem, en, nog erger, rookwolken tussen de kieren van het balkon door omhoogdrijvend. De obsessieve coronanieuwsbehoefte laat ons als zombies simultaan het eten naar binnen schrokken, zonder kwaliteit van kauwen en zonder kwaliteit van onderling contact. Ook de taakverdeling kraakt. Als je al zo lang bij elkaar bent heeft dat zich wel zo’n beetje uitgekristalliseerd. Volgens het principe “Wij vrouwen doen al duizenden jaren het leeuwendeel van het huishouden, nu zijn jullie aan de beurt” zijn we tot een alleszins redelijke verdeling gekomen. Verandert dat als mijn werk stil komt te liggen en het voor W. gewoon doorgaat vanuit huis?
Buitenshuis is het oorlog. Op de fiets word je op korte afstand links en rechts gepasseerd door hoestende jongeren, bij de supermarkt wordt er voorgedrongen als jij je netjes aan de voorgeschreven afstand houdt. Over het hamsteren van het wc papier en andere zaken hoeven we het niet eens meer te hebben. (Zelf heb ik altijd voldoende in huis voor onverwacht bezoek van 30 gasten, dus ik hoéf niet eens te hamsteren.) Als ik zelf hoest (statistisch gezien kans op Corona, 0.001 %), wordt me toegesnauwd: “Hand voor je mond!”. Je medemens is verworden tot een vijand, iemand die het virus over kan brengen, iemand die je bedreigt in je persoonlijke cirkel, iemand die een beslag legt op jouw aandeel van de gemeenschappelijke middelen.
In het op hol geslagen nieuws over Corona buitelen de adviezen over elkaar heen. Eén advies springt er wat mij betreft uit: De gouverneur van New York, waar het virus genadeloos toeslaat, roept alle New Yorkers op om vriendelijk te zijn naar elkaar, om naar elkaar te glimlachen en iets aardigs te zeggen. Mijn held in deze dagen is Andrew Cuomo.
Dus, lieve mensen: begin vandaag met Corona-Hoffelijkheid: begroet wildvreemden op straat, communiceer met een stralende glimlach, bied hulp aan, maak oogcontact, strooi met complimenten, beantwoord slecht gedrag met het toekeren van de spreekwoordelijke andere wang, doe eens iets wat je anders niet zou doen.
Ik begin met de tafel op te ruimen, W’s lievelingsbroodjes van de bakker te halen, en de mishandelde kaas recht te snijden.
Comments