De Folkingestraat was begin jaren 80 een verzameling van vervallen huizen, afbraakpanden, met graffiti bespoten schuttingen, loszittende stoeptegels, achtergelaten fietswrakken, hier en daar nog een slecht lopende winkel en aan de zuidkant de rosse buurt.
Daar, in die straat, slopen H, B en ik rond middernacht een leegstaande bovenwoning binnen. Voorop Hans van de Kraakwacht, gewapend met koevoet en waterpomptang. We plakten met grote letters “GEKRAAKT” op de ramen en bij het licht van een petroleumlamp waakten we de hele nacht wachtten af wat er ging komen.
Het was niet vanwege woningnood. Ik had een keurige kamer van vier bij vier, met een eigen keukentje en een plaatsje achter. En zo duur was die kamer niet. Maar het avontuur van kraken, van wonen met gelijkgestemden lokte onweerstaanbaar
Vier jaar heb ik er gewoond. Avontuur genoeg. Eerst de geweldige reacties van de buurtbewoners, die schande spraken over de leegstand en meubels kwamen brengen. Dan het bezoek aan de makelaar die bij het zien van B en mij en ons verhaal dat we met z’n drieën waren en dringend woningruimte nodig hadden vast een jong gezinnetje in gedachten had. Onze voorgestelde huur van 25 gulden werd geaccepteerd en we kregen er zelfs een handgeschreven kwitantie bij. De achterstallige gasrekening van 1000den guldens die ons in de schoenen geschoven werd en waarvoor ik moest praten als Brugman om die kwijtgescholden te krijgen. De oefenruimte voor de band die in de benedenruimte werd gemaakt en waarvan de glamour ook een beetje op mij afstraalde, al kon ik zelf maar net drie akkoorden spelen. De periodes dat er geen licht was, of nog erger, geen water. Bij de slager aan de overkant mochten we, tussen de koeienkarkassen doorlopend, water van achter uit het bedrijf halen. Toen het toilet verstopt was liepen we elke avond voor het slapengaan nog snel even naar Café de Beurs. Om de hoek, en toilet zonder consumptie bereikbaar. De enorme zooi in huis. In die tijd zag ik nog geen stof en rommel. Alle overbodige rotzooi uit huis werd op het balkon gedumpt en ik was tevreden met een straaltje zon op een krakkemikkige stoel aan de rand van het balkon.
Het werd het nooit echt wat met mij als kraker. Ik had geen talent voor klussen en tegenslagen als geen water, bevroren waterleidingen en andere ellende bedierven mijn humeur én de samenwerking met mijn medekrakers.
Na vier jaar verhuisde ik naar een echt huis. Wat was ik blij, die dag van mijn verhuizing. En wat was ik teleurgesteld toen die eerste avond in mijn nieuwe huis het water met bakken naar beneden kwam in het trappenhuis.
Comments